Kind en verhuizing
Bij de echtscheiding bepalen de ouders bij wie het kind het hoofdverblijf zal hebben. Op het adres van deze ouder zal het kind ingeschreven staan in de GBA. De ouders spreken daarnaast af hoe zij de zorg- en opvoedingstaken verdelen. Deze regeling kan variëren van co-ouderschap tot een weekendregeling. De omgangsregeling, schoolkeuze en zelfs het haal- en brengschema, zijn allemaal afgestemd op de woonplaats van de ouders. Wat nu als een van de ouders wil verhuizen? Misschien om te gaan samenwonen met een nieuwe partner, vanwege een nieuwe baan, of om dichterbij naaste familie te wonen. Kan dat dan zomaar?
Gezagsgeschil
Een verhuizing met een kind kan niet zonder toestemming van de mede-ouder die ook het gezag heeft. Wordt die toestemming niet, dan is er sprake van een gezagsgeschil. Gezagsgeschillen kunnen ontstaan over allerlei verschillende onderwerpen; te denken valt aan schoolkeuze, de zorgregeling of medische beslissingen. Als ouders het niet eens kunnen worden over een beslissing, dan staat de mogelijkheid open om de rechter te vragen om vervangende toestemming. Alleen met de vervangende toestemming van de rechter kan gehandeld worden zonder de instemming van de mede-ouder.
Procedure
Gezagsgeschillen zijn in de wet geregeld in art. 1:253a BW en een procedure in dit kader wordt ook wel een 253a-procedure genoemd. Deze procedures wijken af van gewone verzoekschriftprocedures. Een 253a-verzoek dient binnen zes weken na indiening van het verzoekschrift op zitting door de rechtbank te worden behandeld. Het lijkt in die zin op een kort geding procedure, waarbij partijen er belang bij hebben om op korte termijn een beslissing van de rechtbank te hebben.
Verhuizing
De kans van slagen van een verhuizingsverzoek hangt altijd af van alle omstandigheden van het geval. In de jurisprudentie is een aantal criteria ontwikkeld waaraan de rechter toetst of vervangende toestemming kan worden verleend¹. De ouder die wenst te verhuizen kan – met de hulp van een familierechtadvocaat - aan de hand van deze criteria op voorhand bezien of een verzoek om vervangende toestemming kans van slagen heeft. Het gaat om de volgende criteria:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarige, zijn/haar mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn/haar omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
Nooit verhuizen zonder (vervangende) toestemming
Belangrijk is dat de ouder met de wens om te verhuizen altijd eerst toestemming vraagt, alvorens te verhuizen. Het plaatsen van de rechter en de mede-ouder voor een voldongen feit, wordt zelden beloond. Er zijn vele voorbeelden dat de ouder die op eigen houtje beslissingen neemt, gedwongen wordt terug te verhuizen of ziet dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen wordt gewijzigd naar de andere ouder.
Meervoudige behandeling
Verhuizingskwesties hebben de afgelopen jaren veel aandacht gekregen. Verschillende rechtbank behandelen deze zaken inmiddels meervoudig, zodat niet één rechter, maar drie rechters de kwestie beoordelen.
¹ De uitspraak van de Hoge Raad van 25 april 2008 (HR 25 april 2008, LJN BC5901, de zogenaamde “Zwitserland zaak”) is maatgevend geweest voor de wijze waarop verzoeken tot vervangende toestemming voor verhuizing worden beoordeeld.